Als de haan kraait
- kamerverhalen
- 22 jul 2022
- 6 minuten om te lezen
Kamerverhalen is een schrijfgenootschap, gevestigd in Parkstad Limburg.
De komende tijd verschijnt er elke twee weken een nieuw verhaal van één van onze leden.
Angéla heeft zich laten inspireren door Ludy's verhaal. Ook zij kan zich haar haan herinneren, en wat haar vader altijd zei...

Als de haan kraait
Door Angéla Haegmans
"Proletariers aller landen, verenigt u."
Na deze historische woorden schraapte vader z’n keel en spuugde een grote fluim midden op de hete kachel. Meteen spatte de fluim uit elkaar en veranderde in een grote gele vlek. Moeder schudde haar hoofd, ze zou het straks wel schoonmaken, een vlek meer of minder, wat zou het.
Het was bloedheet in de kleine woonkeuken en buiten eigenlijk veel te warm om de kachel te stoken maar moeder had vandaag het eten op de kachel moeten bereiden omdat de gasfles van het nieuwe fornuis leeg was en de kolenboer morgen pas een nieuwe kon brengen.
De kinderen, allen geroepen om te komen eten, zaten met vuurrode hoofden aan tafel, de kleinsten schuifelden ongedurig heen en weer, liever waren ze buiten blijven spelen. De skelter, kaatsenballen en springtouw maakten met dit mooie weer overuren en ze kregen geen genoeg van de cowboy en indianenavonturen die ze met behulp van de boeken van Winnetou zelf in elkaar regisseerden. Maar moeders wil was wet, aan tafel was meteen aan tafel . Soms mochten ze op zo’n mooie zomerdag als vandaag en ze vrij hadden van school, buiten boterhammen eten. Dan maakte moeder een “knapzak”, dat was een dikke zelfgebakken snee brood met kaas of worst, en een flesje priklimonade, verpakt in een geruite theedoek. Meestal deed ze er ook een koekje of snoepje bij en dat was altijd feest want buiten smaakte alles veel beter. Maar nu had vader erop gestaan dat ze, ondanks het warme weer en dat de gasfles leeg was, “warm” zouden eten en iedereen aan tafel kwam want hij had hen, zo vertelde hij met een gewichtig gezicht, iets zeer belangrijks mee te delen.
Dus zaten ze nu met hun negenen, na een heerlijke maaltijd van een halve gehaktbal en aardappelen met boontjes uit eigen moestuin, om de grote ronde tafel en keken beurtelings van vader die weer in de grote leunstoel bij de kachel was gaan zitten, naar de haan tuurde die buiten op de mesthoop stond te kraaien of z’n leven ervan af hing.
“Vader, waarom is Kasper zo onrustig, hij kraait op dit uur van de dag toch anders nooit?” Harrie keek zijn vader vragend aan. Als jongste van de jongens zat hij veilig tussen zijn twee oudere zussen in, zijn hand op de scheur in zijn broek. Oei oei, straks zou er wat zwaaien als Hilde het zou ontdekken, “ik heb genoeg werk met jullie” zou ze zeggen, maar het ergste was dat hij voortaan met een verstelde broek naar school moest want zijn zondagse broek mocht hij alleen op zon- en feestdagen dagen aan. Maar dat was een zorg voor later, nu ging er iets heel spannends komen, hij voelde het gewoon. Het bleef een poosje stil, de klok aan de muur sloeg 6 uur en de haan begon weer te kraaien. Vader schraapte weer z’n keel, iedereen hield de adem in. Wat zou nu volgen? Weer een fluim of zou hij eindelijk gaan spreken?
“Pap is ziek, hé pa?” De heldere stem van Josette doorkliefde als het zwaard van Damocles de beklemmende stilte. Vader nam het vette petje van zijn hoofd en krabde zich over zijn kale schedel.
“Echt Pa, ben je ziek? Je ziet er ook belabberd uit,” bezorgd keek Hilde haar vader aan. Als oudste dochter voelde ze zich verantwoordelijk voor alles en iedereen, zelfs voor haar ouders. Moeder wierp haar een geërgerde blik toe. Dat wicht maakte alles altijd erger dan het was. Vader slaakte een diepe zucht en stond op. Verwachtingsvol keken ze naar hem op.
“Tja,” sprak hij langzaam, ”het zit zo: Kasper kraait inderdaad op hele ongebruikelijke tijden.”
“Ja Pa, dat weten we nu wel, maar wat is nou zo belangrijk? Waarom moesten we allemaal naar binnen komen?” Vader ging weer zitten.
“Nou het zit zo, ik zal het maar zeggen, jullie komen er toch wel achter, jullie moeder en ik, we gaan, we hebben...” Hulpeloos keek hij moeder aan. Nu keek iedereen naar Ma die een denkbeeldig pluisje van haar vest plukte. Ze knikte vader bemoedigend toe.
“Toe pa, vertel het maar” zei ze fluisterend.
“We krijgen een baby,” joelde Elsa opeens, “Ja hé Moe dat is het, een baby!” Uitgelaten trok ze aan Beatrijs' vlechtje, het kleine zusje begon meteen te krijsen als een mager speenvarken en daarop begon iedereen door elkaar te roepen en te schreeuwen.
”Nee hé, niet weer!” Gilde Louise en sprong omhoog. Beatrijs was net uit de luiers en het vooruitzicht van weer maanden luiers wassen, haar taak in het huishouden, was niet erg aanlokkelijk.
“Zitten!” Klonk vaders barse stem. “En luisteren, NU!” Iedereen ging weer zitten. “Ik ben niet ziek en er komt ook geen baby, het is veel erger,” vader keek strak naar het plafond en probeerde wanhopig zijn emoties in bedwang te houden.
“Maar vertel het dan, pa!” Leo’s donkere stem klonk kalmerend en troostend tegelijk. Ontroerd keek vader zijn oudste zoon aan, zijn opvolger, zijn rots in de branding, voor hem zou nog veel erger zijn dan voor de anderen.
“Nou het zit zo, jullie moeder en ik hebben besloten dat we, dat we… Henriëtte gaan slachten!” De laatste woorden sprak hij zo snel uit dat het bijna onverstaanbaar was en de betekenis ervan maar langzaam tot de kinderen doordrong. Toen keken allen ontzet naar vader. Henriëtte slachten? Nee dat kon niet, niet hun eerste scharrelkipje, de kip van de gouden eieren. Kasper zou het nooit overleven. “Nee pa, nee dat kan echt niet,” riepen ze in koor. Maar ze wisten dat het weinig zin had om te protesteren. Als vader en moeder iets besloten, dan ging het gebeuren. Het kwam zelfs niet bij hen op te vragen waaróm Henriëtte geslacht moest worden, vaders wil was wet, enige in- of tegenspraak werd niet geduld.
In de stilte die volgde keek iedereen weer naar Kasper boven op de mesthoop, die plotseling stil was en met zijn kraaloogjes spiedend van links naar rechts keek. Iedereen dacht het zijne ervan.
“En wanneer gaat het gebeuren?” Leo’s stem klonk nog steeds kalm maar in zijn felle blauwe ogen blonken tranen.
“Straks na het afruimen en afwassen,” zei moeder en meteen stond ze bruuks op en begon de borden te stapelen. Vader stak z’n pijp op en pakte, om zich een houding te geven, de krant die moeder eigenlijk al bij het aanmaakhout had gelegd. In stilte werd de tafel afgeruimd, werden de mondjes van de kleinsten afgeveegd en namen de meisjes hun huishoudelijke taken op. Meestal werd na het eten nog buiten gespeeld maar nu droop iedereen af naar zijn eigen bezigheden en de jongste meisjes werden nu eens niet geplaagd, er werd ook niet gevochten, nee het was ongewoon rustig in huis.
Nadat de vaat was gedaan en alles was ingeruimd werden ze door moeder bij elkaar geroepen in de ‘goede’ kamer. De ‘goede’ kamer? Nou, dan was Henriette toch wel een bijzonder kippetje want die kamer werd alleen gebruikt bij feestdagen en als er hoog bezoek van buiten kwam.
Daar stond vader voor de deur, in zijn nette pak. Ze keken elkaar bevreemd aan. Henriette was hun lievelingskip, dat wel, maar zo’n poeha voor haar slachtpartij was toch wel wat overdreven vonden ze.
Vader opende de deur en ging naar binnen, moeder volgde met de kinderen. Daar stonden ze dan met z’n allen in het kleine kamertje. Vader deed z’n mond al open om iets te zeggen maar Elsa die het eerste van de kinderen naar binnen was gegaan had het al lang gezien.
“Een televisie,” riep ze uit, “we hebben een tv!” De anderen zagen nu ook het kleine kastje in de hoek waar eens de oude schommelstoel van oma had gestaan. Een televisie! Die had nog bijna niemand in het dorp. Soms mochten ze weleens Pipo de Clown gaan kijken bij vrouw Theeuwen, een rijke voorname weduwe, die tegenover het gemeentehuis woonde. Maar daar waren ze altijd bang om in die grote kamer met dure meubels en porseleinen servies iets vuil of stuk te maken.
Hilde fronste haar wenkbrauwen. “Oh Pap, zijn we zó rijk?” Vader knikte.
“ja kinders, we zullen het maar zeggen, Henriëtte wordt niet geslacht, we hebben haar gisteren verkocht voor een aanzienlijk bedrag en de rest hebben we bij de boerenleenbank geleend. We dachten dat jullie het minder erg zouden vinden nu ze niet geslacht is en jullie ook nog een tv hebben.”
“Oh, daarom staat Kasper zo te kraaien op de mesthoop,” verbrak Josette de stilte die was gevallen na vaders woorden.
“Welnee,” vader zwaaide wild met zijn arm, alsof hij haar woorden wilde wegwuiven. “Kasper kraait gewoon omdat het weer gaat veranderen, of niet natuurlijk.” Bij die laatste woorden haalde hij zijn schouders op. “Weet je” zei samenzweerderig, “toen ik nog klein was en ik nog in het Zuiden woonde zei mijn vader altijd:
Es d’r haan krejt op d’r mès
Dan verandert het wer
Of ’t blieft zoe wie ’t is.”
Even keken ze hem verbouwereerd aan maar toen knikten ze ernstig.
Ja dat was een gezegde dat altijd uitkwam, hier was niks tegenin te brengen.
En Kasper bleef maar kraaien, wekenlang aan een stuk.
En of hij nou kraaide omdat het weer ging veranderen of niet, of om Henriëtte, daar zijn ze nooit achter gekomen.
Comments