top of page

Het stoplicht springt op rood...

Kamerverhalen is een schrijfgenootschap, gevestigd in Parkstad Limburg.
Hoewel we elkaar al lang niet meer 'in het echt' hebben gezien, blijven we onderdeel van elkaars leven, en elkaars verhalen.
De komende tijd verschijnt er elke twee weken een nieuw verhaal van één van onze leden. Wij hebben ons laten inspireren - laat jij je door ons verrassen?
Joran geeft de aftrap met een verhaal over keuzes en twijfel.

Het stoplicht springt op rood...

Het rode licht doofde. Een fractie van een seconde heerste er een diepe rust, voor die ruw verstoord werd door de opkomende groene gloed en de vele geluiden die daarbij hoorden. Oprukkende motoren, dreunende toeters en geschreeuw van geërgerde mensen. De symfonie van de ochtend.

Mensen met haast, dacht Theo. Mensen die allemaal al lang op de plaats van bestemming hadden moeten zijn. Mensen die heel belangrijke levens leidden, en zelf ook heel erg belangrijk waren. Veel te belangrijk om deel te nemen aan het verkeer. Stilletjes prees hij zich gelukkig – als onbeduidend persoon hoefde hij nergens te zijn. Er zat niemand op hem te wachten, er werd niemand boos als hij later (of niet) kwam opdagen. Zo hoefde hij ook niet boos te worden op al die treuzelaars op de weg.

Het groene licht had alweer plaatsgemaakt voor de oranje versie, gepaard met haar eigen geluiden. Piepende banden, een motor die nog even extra gas geeft, iemand die juist hard op de rem trapt, en scheldwoorden over en weer. Het was zo voorbij – het rode sein scheen opnieuw over de straat, de gebouwen en de mensen. Theo’s ogen volgden de mensen die de straat overstaken. Een stel kinderen, een jaar of tien, duidelijk níet op weg naar school. Hij dacht terug aan zijn eigen spijbel-avonturen. Wat waren die altijd spannend! Erop terugkijkend moest hij toegeven dat zijn vele schooldagen zonder scholing een reden voor zijn huidige problemen waren. Eigenlijk zou hij ze moeten waarschuwen. Hij kon ze naar school brengen, zodat ze iets van hun levens konden maken. Zodat ze een beter leven kregen dan hij had. Hij bleef roerloos zitten. Vandaag was niet de dag.

Het groene voetgangerslicht begon al te knipperen toen de vrouw haar eerste stappen op het zebrapad zette. De kinderwagen rammelde alsof ze een hele ijzerwinkel vooruit duwde, duidelijk een zevende hands-aankoop. Theo hoopte dat ze de andere kant van de straat haalde voor het licht stopte met knipperen. Hij wist uit ervaring hoe kort het duurde voor het op rood sprong en de auto’s weer voorbij raasden. Hij was fit van lichaam en, al zei hij het zelf, geest, maar het was hem al meermaals overkomen dat hij bijna van zijn voeten gereden werd. Deze dame had niets door, ze had schijnbaar alle tijd. De hand aan de zijkant van haar gezicht betekende waarschijnlijk dat ze aan het bellen was. Moest hij haar helpen? De sportwagen naast hem maakte een grommend geluid – de gladjakkerige bestuurder wilde schijnbaar indruk maken op zijn schaars geklede vriendin. Hij was zo met haar bezig – zijn hoofd was vanuit Theo’s zitplaats niet zichtbaar – dat hij geen seconde op de weg voor hem lette. Als zijn grip op de rem ook maar een moment verzwakte, waren de gevolgen niet te overzien. Theo trok zijn ogen met grote moeite van ze af. De kinderwagen raakte de stoeprand, kwam omhoog, iets vooruit, en stond veilig op de stoep. De vrouw was net iets trager, en verloor bijna haar telefoon toen de eerste auto achter haar langs reed. Ze maakte een obsceen gebaar, riep iets en greep eerst haar telefoon en daarna de kinderwagen.

Het licht voor Theo’s auto sprong nogmaals op groen. Hij bedacht zich dat het een mooie kleur groen was; niet zo’n vieze bruingroen, niet zo schreeuwerig neon, niet de kleur van gras en niet het groen dat in zijn verfset zat. Een mooie, opvallende, rustgevende kleur groen. Dan was het rood veel gezaghebbender. Van groen mág je doorlopen, van rood móet je stoppen. Hij kende veel rode mensen in zijn leven; mensen die zich het kaas niet van de brood lieten eten. Mensen die voor zichzelf opkwamen, die weigerden genoegen te nemen met minder dan perfectie. De mensen die wisten wat ze wilden, en ervoor zorgden dat ze dat kregen. De oranje lamp was een beetje als Theo zelf: aanwezig, soms best gewaardeerd, maar meestal genegeerd. Een lamp zonder eigen identiteit. Als mensen wilden, kon oranje zowel rood als groen betekenen. De weg van de minste weerstand. Prima als hij er was, en prima als dat niet zo was. Niet dwingend, niet rustgevend, gewoon aanwezig.

Hij werd zich er langzaam van bewust dat het getoeter en geschreeuw niet verstomde. De vrouw met kinderwagen stond stil op de stoep, ze keek hem met merkwaardige blik aan. De schoolkinderen riepen iets naar elkaar en wezen zijn kant uit. Het verkeer stond stil, geen enkele auto reed de stoplichten voorbij. Een harde bons op het raam aan zijn linkerkant bracht hem helemaal terug in de werkelijkheid. Het rood aangelopen gezicht leek van alles te zeggen, maar Theo’s goed geïsoleerde auto hield haar tirade mooi buiten. Sowieso had haar geraas helemaal geen zin – het stoplicht was alweer van kleur verschoten. Bij het zien van het rode schijnsel uitte ze nog een kreet, stormde naar haar auto en drukte onophoudelijk de toeter in.

Theo wist dat hij niet kon blijven zitten. De volgende keer dat het stoplicht op groen sprong, moest hij rijden. Hij kon rechtdoor, naar zijn werk, zijn verplichtingen en zijn vertrouwde leven, of hij kon linksaf. Het rode licht doofde. Tijd om een keuze te maken.

Comentários


© 2023 KamerVerhalen WebTeam
bottom of page